door Alfons Heering
Periode: De oprichting en dertiger jaren
Jaartal: 1922
Bladzijdes Jubileumboek: 28 – 33
Zoals ik in mijn vorige bijdrage al beredeneerde staat voor mij wel vast, dat het moderne voetbal zijn oorsprong heeft in Engeland. Bijna elk land heeft het ontstaan van de voetbalsport opgeëist. Door de Chinezen wordt zelfs beweerd, dat ze al in de derde eeuw voor de jaartelling al graag een balletje in het net zouden hebben geschoten. In Limburg zouden ze zeggen: en da gleuft gij? De Chinees, die dit doodleuk heeft opgeschreven, moet welhaast een pilletje genomen hebben, dat niet door zijn huisarts is voorgeschreven.
Het spelen met een eivormige varkensblaas was voorbij toen ironisch genoeg een domineeszoon in 1912 de katholieke jeugd van Enter de ins en outs van de voetbalsport eigen maakte. De jongeman was student en als hij met vakantie naar Enter kwam, nam hij telkens weer een voetbal mee. Het zal wel zijn gegaan om een bruinleren bal met veters om de binnenbal te kunnen oppompen. Bij nat weer nam zo’n bal zoveel vocht op, dat het bruine monster bij het uittrappen nog niet halverwege de middellijn kwam, ook al droeg je voetbalschoenen met stalen neuzen. Degene, die durfde te koppen was een held. De veters in de bal hadden rond 1950 weliswaar plaatsgemaakt voor een ventiel, maar met bewondering of is het verwondering, denk ik terug aan iemand als Martin Ekkerink, die met doodsverachting het speeltuig koppend te lijf ging.
Voor de oprichting van onze club werd op verschillende plekken in Enter al in min of meer georganiseerd verband gevoetbald. In ’t Zoekerèènde (Zuiderstraat/Brinkstraat) had je ZAC (Zoekereinde Atlethiek Club), rond 1916 speelde VSS (Vlugge Schoen Sparta), die uit de overwegend protestants-christelijke hoek kwam, van de Achteres bij Malo aan de Wierdenseweg en vanuit het katholieke jeugdwerk ontstond de patronaatsclub Concordia. Laatstgenoemde club speelde vanaf 1917, niet wekelijks en ook niet georganiseerd, tegen de patronaten van Wierden, Delden, Hellendoorn, Nijverdal en het Rijssense Sparta. De voetbalsport had een enorme impuls gekregen toen enkele jongens zich richtten tot Pastoor Staal en hun verzoek enkele weken later werd beloond met twee spiksplinternieuwe ballen.
De oudste verenigingen waren meestal van neutrale zijde. In 1909 werd RV in Rijssen opgericht, GFC in 1909, Wierden in 1916, Nijverdal in 1916, Borne in 1912 en in Almelo Heracles in 1903 en in 1909 La Première. De katholieke clubs dateren voornamelijk van 1920 tot 1930. De vele kritiek uit de gymnastiek- en atletiekhoek ten spijt, kon de Enterse voetballers er niet van weerhouden om hun krachten te bundelen. De traditionele sportbonden zagen het voetbal niet alleen als bedreiging voor hun eigen sport, maar diskwalificeerden het voetbal zelfs tot een ordinair schopspel.
Onder leiding van Johan Smithuis, de nieuwe uitbater van Hotel De Adelaar, kwam op zondag, 1 september 1922, een stel voetbalenthousiastelingen bijeen in zijn horecabedrijf. Zij besloten die zondagmorgen EVV op te richten. Smithuis wist van de hoed en de rand. In Hengelo had hij ervaring opgedaan met de oprichting van de katholieke voetbalclub Golto, het latere Tubantia. Smithuis werd vanzelfsprekend de eerste voorzitter van EVV en hij werd geassisteerd door secretaris Mans Otten (Klokk’n Steile), penningmeester Hendrik Pluimers (Febrieks Hinne), Mans Roetgering (Boon’n Mans) en Jan Mulder (Stalhaarms Jan). EVV sloot zich aan de bij katholieke bond R.K.U.V.B.
In de jaren twintig wierpen de Twentse fabrieksbaronnen zich op als weldoeners voor de voetbalsport. Prachtige sportparken werden er aangelegd. In Enschede het Van Heekpark door van Heek, In Hengelo het Tubantiaterrein door Stork, in Oldenzaal het voetbalcomplex door Gelderman, in Borne door Spanjaard , Haaksbergen werd gefinancierd door Jordaan en in Rijssen deed Ter Horst een duit in het zakje.
Hoe anders was dat in Enter! Dat was bepaald geen appeltje-eitje. Mot Jan (Jan Otten) stelde een stuk grond beschikbaar voor de aanleg van een speelveld. Zijn gulheid zal ermee te maken hebben gehad, dat zijn zoons Mans en Gerard fanatieke voetballers waren en later ook in het eerste van EVV speelden. Het terrein was gelegen in ’n Waterhook aan de Keizersweg op de plek waar nu de familie Kornegoor woont. De jeugd van Enter maakte het weiland bespeelbaar door het kappen van dennen en het met de schop egaliseren van het terrein. De doelpalen waren gemaakt van afgezaagde dennen, maar al gauw werden deze vervangen door heuse doelen. De belijning bestond uit rood of wit zand. De eerste ballen werden aangeschaft bij Schoenmakerij Philippi. Lammertink sr. (De Ketiene) kocht voor zijn 2 zoons bij Sportzaak De Duif in Hengelo donkerrode shirts met witte kraag en manchetten. De kleuren rood-wit zijn gebleven. Van de spelregels had men aanvankelijk nog geen kaas gegeten. De discussies laaiden hoog op als de handsbal in het geding kwam, omdat sommigen beweerden, dat de bal eerst, net als bij rugby, met de hand gestopt mocht worden. Onze eerste grensrechter Mans Otten (Klokk’n Steile) wist van toeten noch blazen bij het hanteren van de vlag. Hij wist niet wat te doen, wanneer de bal de zijlijn passeerde. Pas na uitleg van de scheidsrechter kreeg hij dat onder de knie.
Een fatsoenlijke wasgelegenheid was er nog niet. Jan Mulder (Stalhaarms Jan), de caféhouder van De Pijp, stelde een schuurtje als zodanig beschikbaar. Van daaruit moest er helemaal gelopen worden naar ’t Exo. Later stond er aan het voetbalterrein een keetje met emmers water.
In het eerste seizoen van 1922/1923 werd er, voorzover bekend, nog niet aan de competitie deelgenomen. Het bleef beperkt tot het spelen van een aantal vriendschappelijke wedstrijden. Daar kwam in het jaar daarop verandering in. EVV kwam uit in de tweede klasse van de R.K.U.V.B. waar slechts 3 teams in een dubbele competitie speelden. PH 3 en Almelonia 2, het latere MVV ’29, dat zijn wedstrijden afwerkte bij De Mooie Vrouw in Harbrinkhoek. EVV speelde dat seizoen dus maar 8 wedstrijden, waarvan er 3 werden gewonnen, 3 gelijkgespeeld en 2 verloren. De uitwedstrijden werden per fiets afgelegd. Was de afstand te groot dan stelde Mans Lammertink (de Ketiene) zijn vrachtwagentje ter beschikking, later reed ten Dam mee en nog later verzorgde Gerrit Koenderink, de nieuwe uitbater van De Adelaar, het vervoer. Het seizoen 1924/1925 kwam Enter uit in de eerste klasse van de RKUVB. Er waren inmiddels 2 clubs bijgekomen. Eindstand van dat seizoen was:
Enter 8 12
Almelonia 2 8 12
PH 3 8 10
Rood Zwart 2 8 7
ABON 3 8 0
ABON stond eigenlijk voor Achilles ’12, maar mocht die naam niet gebruiken, omdat er in Assen al een club met die naam bestond. Enigszins recalcitrant kozen de Hengeloërs voor de naam ABON, Achilles Blijft Onze Naam. De aanpassing aan het hogere niveau in het daaropvolgende seizoen verliep blijkbaar zonder al te veel moeite, getuige de eindstand van de eerste klasse van de R.K.U.V.B. in 1925-1926:
De Tukkers 2 10 17
H.A.C. 10 16
Enter 10 10
Rood Zwart 10 7
D.O.S. 10 6
NEO 2 10 4
Ten aanzien van De Tukkers moet vermeld worden, dat het hier niet ging om de Albergse club (die bestond nog niet), maar Quick ’20. Om dezelfde reden als eerder gemeld moest Quick haar naam wijzigen. In Nijmegen bestond er al sinds 1888 een vereniging met dezelfde naam. H.A.C. was de voorloper van RKHSC en thans HSC ’21. In het seizoen 1926-1927 eindigde EVV na De Zweef op de tweede plaats. In 1927 speelde EVV in de RKF op het nieuwe veld achter de toen nog in aanbouw zijnde RK Kerk. Het veld werd beschikbaar gesteld door de familie Roetgering en de katholieke kerk.